Blogposts

Blog

Geplaatst op dinsdag 12 april 2022 @ 00:02 door Travelboy , 1027 keer bekeken

Politiemensen over die ene melding, wat er daarna gebeurde en hoe dat hun kijk op het vak ingrijpend heeft veranderd. Deze week: wijkagent Olof de Bekker (56), die leerde dat hij boevenvanger, scheidsrechter, maatschappelijk werker en relatietherapeut tegelijk moet zijn.

 

‘Mijn collega en ik kwamen bij een gigantische ruzie tussen twee ouders en hun 16-jarige zoon. Er werd gegild: ‘Val maar kapot.’ ‘Jullie houden niet van mij.’ ‘D’r uit, je hoeft hier nooit meer terug te komen.’ Ik ging met gespreide armen tussen hen in staan. ‘Hou eens op dat geschreeuw’, riep ik. ‘Kan iemand me vertellen wat er aan de hand is?’ Dat hielp niet.

 

‘Ik nam die jongen apart in de keuken. Hij zei heel geëmotioneerd dat hij al zijn moed bij elkaar had geraapt om zijn ouders te vertellen dat hij homoseksueel was. ‘Ze willen me op straat zetten’, huilde hij. ‘Ik mag geen homo zijn. Ik moet normaal doen of opzouten.’

 

‘Ik dacht: jeetje, zulke mensen bestaan dus echt. Van onvoorwaardelijke ouder-kindliefde was hier duidelijk geen sprake. Die jongen zakte zowat in elkaar van verdriet.

 

‘Toen mijn collega en ik zijn ouders vroegen zijn verhaal ook even aan te horen – ‘Hij is pas 16’ – kregen wij de volle laag: ‘Jullie zijn partijdig! Jullie snappen er niks van! Je bent niet goed wijs!’ Ik probeerde uit te leggen dat wij nooit partij zijn, maar vooral de moeder was niet voor rede vatbaar. Ze krijste, smeet met een tijdschrift en riep: ‘Hij gedraagt zich normaal, of hij flikkert maar op!’

 

‘Die vader zei steeds: ‘Ja, dat vind ik ook.’ Die durfde geen tegengas te geven. Zodra hij dat probeerde, kreeg hij van zijn vrouw de volle laag. Ik heb nog nooit een man zo vierkant onder de plak van zijn vrouw zien zitten.

 

‘Op de bank zat een 13-jarig zusje te gamen. Ze keek tijdens het getier niet op of om. Dat vonden wij zorgelijk – kennelijk was het normaal dat die moeder zo tekeerging. Ik vond die verbale oorlog een vorm van huiselijk geweld en heb de situatie diezelfde avond nog aangemeld bij jeugdzorg.

 

‘Er was geen strafbaar feit; geen vernieling, geen schade, niemand gewond. Eigenlijk was dit verder geen politiewerk. Toen leerde ik dat je als wijkagent boevenvanger, scheidsrechter, maatschappelijk werker, relatietherapeut, psycholoog en mediator tegelijk moet zijn.

 

‘Ik zei tegen mijn collega: die jongen moet hier weg. Maar het was vrijdagmiddag, we leefden nog in een tijd dat alle sociale loketten tot maandagochtend dicht waren. Nu is dat gelukkig anders, maar destijds kon ik me daar boos over maken. Ik belde de gemeente, de jeugdzorg, maatschappelijk werk, een leerplichtambtenaar, maar overal liep ik vast. En ik wilde die jongen in het weekend niet in het Leger des Heils douwen tussen zwervers en junks.

 

‘Uiteindelijk belde ik een tante van hem die ik toevallig kende. Ze stond met open armen voor hem klaar. Er was echter een groot probleem: hij zou die week daarop met een nieuwe opleiding in een grote stad beginnen en had daarvoor een laptop, boeken, schrijfspullen en sportkleren nodig.

 

‘Ik had met de jongen te doen, dus ik belde de school. Met wat doorverbinden kwam ik bij de mentor van de klas waarin hij zou terechtkomen, een fijne, begripvolle vent. Ik vertelde het verhaal en zei: ‘Er moeten snel spullen komen. Die ouders blokkeren zijn hele toekomst, jullie kunnen het verschil maken.’

 

‘Die mentor was aangedaan door het verhaal en zei: ik ga het allemaal regelen. Een laptop haal ik bij onze ict-afdeling, boeken liggen hier, schriften en schrijfgerei ga ik kopen, de rekening gaat naar die ouders en als ze niet betalen krijgen ze vanzelf een deurwaarder op hun dak. Mag ik het telefoonnummer van die tante? Dan vraag ik haar zijn schoen- en kledingmaten.’

 

‘Hij is zelf naar een sportwinkel gegaan om een mooi sporttenue voor hem te kopen. Die jongen huilde toen hij dat allemaal kreeg. Pas toen ik van zijn tante hoorde dat alles goed ging, liet ik het los.

 

‘Twee jaar later zat een groep skaters hier in het Ruwenbergpark te chillen. Ik ging een praatje maken: hé jongens, alles goed? Een van hen keek me recht aan. Hij was gothic, had halflang, zwartgeverfd haar en piercings, en zei ineens: ‘Hé Olof!’

 

‘Ik herkende hem eerst niet. Hij was een stuk gegroeid. Toen ik zijn stem hoorde, begon het te dagen. ‘Hoe gaat het met je?’, vroeg ik voorzichtig, want je wilt niet dat die andere jongens denken: hij heeft contact met de politie. Maar het waren gabbers van elkaar, al snel bleek dat zijn vrienden het hele verhaal kenden. Hij zei tegen ze: ‘Olof heeft me geholpen toen ik het huis uit moest.’

 

‘Hij vertelde me dat hij in Den Bosch op kamers was gegaan, dat het heel goed met hem ging en zei: ‘Nog bedankt voor je hulp.’ Toen zat ik even zonder woorden. Ik dacht: verdomme, wat mooi, het is ’m gelukt. Zijn ouders heeft hij nooit meer gezien.’

 

bron: www.volkskrant.nl



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.